Moratorium beschermt ondernemingen tegen faillisement door corona
Publicaties
22 maart 2021
Door de coronacrisis kunnen ondernemingen tijdelijk liquiditeitsproblemen ondervinden. Om de problemen in te dijken en faillissementen te vermijden, voerde de regering op 24 april 2020 enkele beschermingsmaatregelen in onder de noemer ‘moratorium’. De maatregelen beschermden de ondernemingen tijdelijk ten aanzien van hun schuldeisers.
Op 24 december 2020 werd opnieuw een tijdelijk moratorium ingevoerd. Dit nieuwe moratorium voor beslagen en faillissement was van kracht tot en met 31 januari 2021.
Het moratorium werd – enigszins tegen de verwachtingen in – niet verlengd. Bijgevolg kunnen Belgische ondernemingen sinds 1 februari 2021 opnieuw in faillissement worden gedagvaard of geconfronteerd worden met beslagen op hun activa.
Wijziging procedure gerechtelijke reorganisatie
Er kwam veel kritiek nadat het moratorium niet verlengd werd. Om de stopzetting te compenseren, voorziet de federale regering een wijziging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.
Op 10 juni 2020 werd een wetsvoorstel ingediend met als doel om deze procedure te vergemakkelijken en dit voornamelijk voor de KMO’s. Zo worden onder meer de vormvereisten en toekenningsvoorwaarden versoepeld en worden de mogelijkheden tot het aanstellen van een gerechtsmandataris uitgebreid.
Lees hier alles over de nieuwe tijdelijke maatregelen die gelden sinds 26 maart 2021
Lees hieronder meer over het tijdelijke moratorium tijdens de coronacrisis
Wat is het moratorium?
Kernwoord van de nieuwe beschermingsregeling is het zgn. wettelijk “moratorium”, meer bepaald een tijdelijk uitstel of verbod op:
- de beëindiging van lopende overeenkomsten
- het leggen van beslag op roerende goederen
- vorderingen in faillissement
Voor welke ondernemingen gold het moratorium?
Elke onderneming genoot van het moratorium. Enige voorwaarde was dat de financiële (liquiditeits)problemen van de onderneming zijn ontstaan tijdens en door de coronacrisis, waarvoor 18 maart 2020 als begindatum geldt. Als je onderneming al eerder in financiële problemen zat, kon je geen beroep doen op de beschermingsregeling.
Welke maatregelen stonden in het moratorium?
Tijdelijk verbod op beëindiging van overeenkomsten wegens wanbetaling
Een eerste gevolg van het moratorium is dat overeenkomsten gesloten voor 24 april 2020 tijdens de beschermingsregeling (momenteel tot 17 juni 2020) niet eenzijdig of gerechtelijk konden worden ontbonden wegens wanbetaling. Ook al bestond de wanbetaling al voor de crisis.
Overeenkomsten gesloten na 24 april 2020 konden dus wel beëindigd worden.
Levering stopzetten wel
Wanneer je partner zijn betalingsverplichting niet nakwam, had je het recht om ook je eigen contractuele verplichtingen stop te zetten. Dit is een toepassing van de zgn. exceptie van niet–uitvoering of “enac” (“exceptio non adimpleti contractus”). Opgelet, dit mag je niet zomaar doen. Handel bij zo’n beslissing ‘te goeder trouw’, wat bijvoorbeeld impliceert dat de betalingsachterstand groot genoeg moet zijn, je de latere uitvoering van de overeenkomst niet onmogelijk maakt en je geen grote schade toebrengt.
Tijdelijk verbod op beslag op roerende goederen
Als schuldeiser kon je geen beslag laten leggen op de roerende goederen van je schuldenaar. Deze maatregel werd ingevoerd om een domino-effect te vermijden wanneer een onderneming door beslaglegging niet meer kon produceren.
Opgelet, het ging enkel om een verbod van beslag op roerende goederen. Een beslag op de onroerende goederen van je schuldenaar (bv. diens bedrijfsgebouw) bleef dus mogelijk.
Tijdelijk verbod op vorderingen in faillissement
Als de wanbetaling ontstond tijdens de coronacrisis, kon je als schuldeiser niet dagvaarden in faillissement, tenzij je daarvoor uitdrukkelijk toelating had van de rechter via een afzonderlijke procedure.
Belangrijk: niet elk faillissement was uitgesloten, wel integendeel:
- je kon als onderneming nog steeds zelf de boeken neerleggen en dus het faillissement aanvragen;
- ook het faillissement op vordering van het openbaar ministerie bleef mogelijk;
- ook als de onderneming al voor 18 maart 2020 in staat van faillissement verkeerde, bleef een dagvaarding in faillissement door de schuldeiser(s) mogelijk.
Moratorium geen vrijgeleide voor schuldenaar
De beschermingsmaatregelen van het moratorium waren geen vrijgeleide voor de schuldenaar. Schulden die tijdens de tijdelijke beschermingsperiode ontstonden, blijven ‘opeisbaar’ en verdwenen dus niet.
Contractuele sancties bij wanbetaling (zoals interesten en schadevergoedingen) bleven ook gelden. Als schuldeiser kon je deze tijdens het moratorium enkel niet gedwongen uitvoeren en/of op die grondslag het faillissement van je schuldenaar vorderen.
Bovendien stond je als schuldeiser ook niet (volledig) in de kou. Zo kon je je bijvoorbeeld nog steeds beroepen op schuldvergelijking (verrekenen van de wederzijdse schulden), het retentierecht (goederen onder zich houden tot er betaling is) of de hoger vermelde exceptie van niet-uitvoering (waarbij je zelf dus evenmin moet presteren).
Vragen of hulp nodig?
Ondervond u liquiditeitsproblemen of heeft u een partner die niet kon betalen tijdens de crisis? Onze experts geven u advies op maat over wat u best doet in deze situatie.