Verbod op financiële onderaanneming: wat bouwbedrijven moeten weten
Blog
6 mei 2025
Vanaf 1 januari 2025 is het voor een onderaannemer niet langer toegestaan om het geheel van diens aangenomen werken in het kader van een bepaalde overeenkomst op zijn beurt volledig door te geven aan een verdere onderaannemer. Evenmin is het toegestaan als onderaannemer om zelf enkel de coördinatie van de uitvoering van de werken te behouden.
Deze wetgeving heeft verstrekkende gevolgen voor (onder)aannemers en de structuur van de aannemersketens bij grote projecten.
Kern van de nieuwe wetgeving
Het verbod richt zich specifiek op twee praktijken in de bouw (werken in onroerende staat), de vleesnijverheid en de verhuissector: (1) pure financiële onderaanneming, waarbij de onderaannemer zelf geen werken uitvoert en zijn volledige opdracht op zijn beurt uitbesteedt aan een verdere onderaannemer of onderaannemers; en (2) de zuivere coördinatie zonder enige eigen uitvoering.
Dit verbod geldt niet voor de hoofdaannemer: de aannemer die rechtstreeks ten opzichte van de opdrachtgever zich ertoe verbindt om tegen betaling werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren.
In de verhuissector wordt de “keten” van aannemers bovendien expliciet beperkt tot drie (3) niveaus: de aannemer, de onderaannemer en de tweede onderaannemer.
Deze regeling sluit aan bij de reeds van toepassing zijnde regeling in die zin voor overheidsopdrachten.
Praktische implicaties
Voor sommige (onder)aannemers, in het bijzonder deze in grote of complexe projecten, betekent dit een grondige herziening van hun gebruikelijke operationele model en de aannemingsstructuur van het project.
De onderaannemer, vanaf niveau 1, zal rekening moeten houden met het verplicht zelf uitvoeren van minstens een deel van de gegunde werken.
Een duidelijke afbakening tussen eigen werken en onderaanneming zal aanwezig moeten zijn. Dit heeft verder impact op de prijsmodellering en de samenwerkingsvoorwaarden met de eigen onderaannemers.
Handhaving en sancties
De wetgever voorziet strenge sancties bij niet-naleving, met name een sanctie van “niveau 4” conform het Sociaal Strafwetboek.
Dergelijke sanctie kan bestaan uit:
- Een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar
- Een strafrechtelijke geldboete van EUR 4.800, tot EUR 56.000, te vermenigvuldigen met het aantal betrokken werknemers (maximaal 100)
- Of een administratieve geldboete van EUR 2.400 tot 28.000, te vermenigvuldigen met het aantal betrokken werknemers (maximaal 100).
Overgangsmaatregelen en timing
De nieuwe wetgeving trad in werking op 1 januari 2025. Het is aangeraden voor (onder)aannemers waar nodig aanpassingen te overwegen aan de beoogde organisatie van de gegunde opdrachten.
De experten van DGDM staan u graag bij met advies op maat en het opmaken van de juiste contractuele afspraken.
Neem vandaag nog contact met ons op.
