“De Wet van ‘78” in de sport: een magische spreuk om vrijheid af te dwingen, of toch niet?
Blog
1 juni 2022
Het strijdtoneel van Brussel
In de pers ontwikkelde zich gisteren een heftige discussie tussen Union St-Gilles en RSC Anderlecht omtrent de transfer van coach Felice Mazzu. De voorbije seizoenen loodste Mazzu het kleine Brusselse broertje Union naar de hoogste klasse van het profvoetbal, om daar dit seizoen de plaats van vice-kampioen weg te kapen.
Bij RSCA verliep het net iets minder vlot en diende de club recent nog af te rekenen met het vertrek van Vincent Kompany als hoofdtrainer. Maar ook in het voetbal is 1 + 1 gelijk aan 2 en RSCA aarzelde niet om Felice Mazzu af te snoepen van Union. Animo in onze hoofdstad.
De “Wet van ‘78”
Terwijl Union aangaf dat haar trainer zich had beroepen op de “Wet van ‘78”, weerklonk bij Anderlecht een ander verhaal. Volgens haar zou Felice Mazzu enkel zijn opzeg hebben gegeven bij Union en is er geen sprake van de “Wet van ‘78”.
Wat betekent de “Wet van ’78” en hoe verhoudt deze wet zich tegenover het klassieke arbeidsrecht?
Het gaat hier meer bepaald om de Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, die van toepassing is op professionele sporters en sinds enkele jaren ook op scheidsrechters en trainers (in tegenstelling tot wat vandaag hier en daar in de pers verscheen).
In grote lijnen bevat deze wet een aantal afwijkende bepalingen, toegespitst op profsporters, ten opzichte van de “klassieke” Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
Dankzij de Wet van ‘78 kunnen sporters bijv. voortijdig en eenzijdig een contract van bepaalde duur van maximum 5 jaar verbreken, voor zover ze hun club compenseren met een bedrag gelijk aan hun loon voor de periode tussen de voortijdige verbreking en het voorziene einde van het contract.
Deze opzegvergoeding is uiteraard lager dan het bedrag van de transfersom die de club zou kunnen verkrijgen bij een verhuis van de sporter/trainer naar een andere club tijdens de looptijd van diens contract.
Gentlemen’s agreement
Omdat de toepassing van deze wet het typerende transfersysteem onder druk zet -spelers en trainers zouden immers kunnen vertrekken bij hun club zonder dat deze club een riante transfersom zou kunnen opstrijken – bestaat er tussen de Belgische clubs een gentlemen’s agreement waardoor de Wet van ’78 meestal buiten beschouwing wordt gelaten.
Met dit gentlemen’s agreement engageren clubs zich namelijk om geen spelers/ trainers aan te trekken die zich op de Wet van ’78 hebben beroepen.
En daar wringt het schoentje.
Volgens RSCA zou Mazzu zijn contract helemaal niet hebben verbroken maar enkel hebben opgezegd (wat uiteraard kan met een arbeidsovereenkomst) in afwachting van een overeenkomst tussen beide clubs omtrent een transfersom. Bij Union luidt het dat Mazzu zijn contract wel op basis van de Wet van ’78 zou hebben verbroken en dat RSCA het gentlemen’s agreement dus in feite aan zijn laars heeft gelapt.
Wat nu?
Dé nuance in deze kwestie is dat de Wet van ’78 niet van toepassing is op trainers wat betreft de beëindiging van het contract. In het geval van Felice Mazzu, betekent dit dat enkel de “klassieke” Arbeidsovereenkomstenwet geldt, wat zoveel als betekent dat Mazzu wel degelijk het recht had om zijn contract op te zeggen en, naar keuze, zijn opzegtermijn van 6 weken te presteren dan wel een opzeggingsvergoeding gelijk aan 6 weken loon te betalen.
De juridische procedure op grond van de Wet van ’78 waarmee Union dreigt, lijkt daarom bij voorbaat verloren. Vermoedelijk gaat het daarom louter om het verhogen van de druk van de zijde van Union om alsnog enigszins te worden gecompenseerd wegens het verlies van haar succestrainer.
Heeft u ook vragen over uw rechten als sporter of sportclub, of over het arbeidsrecht in het algemeen?
Onze specialisten van het team Data Tech & Entertainment staan u met raad en daad bij!